|
|
1768 - 1770 (~ 2 )
Generatie: 1
Generatie: 2
3. | Sara Trouwe 20 feb 1729 Leiden (dochter van Jacobus Trouwé en Hermijntje Gilles); mrt 1770; mrt 1770Leiden. Aantekeningen:
Begraven:
Begraven in de week van 24 tot 31 maart 1770. Papagaai Boilwerk.
Aantekeningen:
Ondertrouw:
Hun ondertrouwakte SS 237v vertelt het volgende verhaal:
Roomsch Simon Rooseboom, schrobb; Jongeman van Leyden wonende in de Westhavenstraat, vergeselt met Johannes Rooseboom, zijn vader wonende als vooren
met Gereformt Sara Truweel, Wettig Gesepareerde Huysvrouw van Johannes Captein, volgens vonnisse van H.H. Scheepenen dezer stad, in dato den 17 Juny 1766 wonende in de Zaksteeg uytkomende op de Oude Cingel Vrgelt. met Jacobus Truweel haar vader wonende op de Oude Cingel.
Ingevolge het Placaat van de Ed. Groot Moge. Heeren Staten van Holland ende Westvriesland, in dato den 24 January 1755. Zullen de Huwelijks Proclamtien van de bovenstaande Persoonen moeten gaan van ses Weeken tot Ses Weeken Zodanig dat de voltrekking van het zelve Huwelijk mede eerst ses Weeken na de derde proclamatie zal mogen geschieden. (Kopie van akte)
Zoon van de Rooms Katholieke Johannis Rooseboom en Catharina Mathijs. Getuigen bij zijn Katholijke doop waren Simon Matio en Maria Fasart.
In de week van 24 tot 31 maart 1770 wordt Sara, de vrouw van Simon Roozeboom begraven in het Papagaai Bolwerk.
Simon (Rooseboom; Roozeboom; Rozenboom) laat 3 kinderen begraven, enwel: 1 Jacobus, 3 Simon en 5 Rebecca.
De geboorte datum van Jacobus is niet gevonden.
De kinderen 4 Cornelia en 5 Rebecca komen dan uit Sara en Simon.
Ondertrouw:
Hun ondertrouwakte SS 237v vertelt het volgende verhaal:
Roomsch Simon Rooseboom, schrobb; Jongeman van Leyden wonende in de Westhavenstraat, vergeselt met Johannes Rooseboom, zijn vader wonende als vooren
met Gereformt Sara Truweel, Wettig Gesepareerde Huysvrouw van Johannes Captein, volgens vonnisse van H.H. Scheepenen dezer stad, in dato den 17 Juny 1766 wonende in de Zaksteeg uytkomende op de Oude Cingel Vrgelt. met Jacobus Truweel haar vader wonende op de Oude Cingel.
Ingevolge het Placaat van de Ed. Groot Moge. Heeren Staten van Holland ende Westvriesland, in dato den 24 January 1755. Zullen de Huwelijks Proclamtien van de bovenstaande Persoonen moeten gaan van ses Weeken tot Ses Weeken Zodanig dat de voltrekking van het zelve Huwelijk mede eerst ses Weeken na de derde proclamatie zal mogen geschieden. (Kopie van akte)
Zoon van de Rooms Katholieke Johannis Rooseboom en Catharina Mathijs. Getuigen bij zijn Katholijke doop waren Simon Matio en Maria Fasart.
In de week van 24 tot 31 maart 1770 wordt Sara, de vrouw van Simon Roozeboom begraven in het Papagaai Bolwerk.
Simon (Rooseboom; Roozeboom; Rozenboom) laat 3 kinderen begraven, enwel: 1 Jacobus, 3 Simon en 5 Rebecca.
De geboorte datum van Jacobus is niet gevonden.
De kinderen 4 Cornelia en 5 Rebecca komen dan uit Sara en Simon.
|
Generatie: 3
7. | Hermijntje Gilles (dochter van Hendrikus Gilles en Anna Middelhof); jan 1758Leiden. Aantekeningen:
Overleden:
Bij de doop van kleinkind Jacobus op 13071751 heet Hermijntje 'Heremijntje Gelo'. Na lang zoeken vond ik haar begraafdatum. Dit kwam omdat ze nu voorkwam onder de letter L van LOOY, Harmijntje de; vr. v. Jacobus Troué.
Begraven:
Begraven in de week van 31 december 1757 tot 7 januari 1758 in PB.
Aantekeningen:
Jacobus woonde in de Coolstraat op de Langegragt. Hermijntje (ook wel Arremijntie genoemd) woonde op de Langegragt. Jacobus heet hier Trouwé en zijn vader Karel Trouwê.
Jacobus woonde in de Coolstraat op de Langegragt. Hermijntje (ook wel Arremijntie genoemd) woonde op de Langegragt. Jacobus heet hier Trouwé en zijn vader Karel Trouwê.
|
Generatie: 4
13. | Catharijn Holswilder 03 apr 1667 Leiden (dochter van Leendert Holswilder en Catharina Hens); 31 aug 1720Leiden; 07 sep 1720Leiden. Aantekeningen:
Catharijn is het derde kind van Leendert en Catharina.
Aantekeningen:
Opmerkelijk is dat hun kinderen in verschillende kerken zijn gedoopt: Hooglandsekerk, Loodskerk en Pieterskerk. Echte regels waren daar niet voor. Meestal gebeurde het dopen in de dichtsbijzijnde kerk, maar dat was om onduidelijke redenen niet steeds het geval.
Gedurende de zeventiende en achttiende eeuw werden de meeste protestantse huwelijken gesloten in de Pieterskerk (ingewijd op 11 september 1121). De Leidenaars stonden in dikke rijen voor de kerkdeur. De beter gesitueerden trouwden in de Hooglandse kerk (of Sint Pancras, ingewijd op 7 september 1313). Het zgn. "klompenvolk" huwden tot begin achttiende eeuw in de Hoogduitse kerk, thans Bethlehemkerk geheten. Dat gebouw sloot in 1732 haar poorten omdat de 'gemeente' te klein was geworden.
In de Marekerk werd overigens niet getrouwd, maar wel gedoopt.
Later kwam de Loodskerk in de plaats van de Hoogduitsekerk.
Dat gebouw stond op de hoek van de Oranjegracht/Oosterkerkstraat. De kerk was een houten noodgebouw en leek kennelijk op een loods, hetgeen de naam verklaart.
De bedoeling was vlakbij deze noodkerk een grote nieuwe kerk, "de Waardkerk" te bouwen.
In de zeventiende eeuw (dat is dus van 1600 tot 1699) werd aan die grote opdracht begonnen, maar het werd nooit afgemaakt. Waarschijnlijk vanwege geldgebrek of misschien omdat de bouw bij nader inzien niet nodig was. De bouw kwam in ieder geval niet verder dan tot de onderkant van de ramen.
In de negentiende eeuw zijn de fundamenten uitgegraven.
In het begin van die eeuw (de Franse tijd) werd de Loodskerk gebruikt als paardestal.
Later werd het toch weer als kerk gebruikt en kreeg het gebouw in 1829 zelfs stenen wanden. Vanaf die tijd was het de Oosterkerk.
Aan het einde van die negentiende eeuw werd een nieuwe Oosterkerk gebouwd aan de Herengracht. De oude Loodskerk maakte plaats voor de Katoenmaatschappij die vlak voor de Tweede Wereldoorlog failliet ging en werd gesloopt. Die plaats heette jarenlang "de doorbraak".
De "nieuwe Oosterkerk" werd in de zeventiger jaren gesloopt om plaats te maken voor woningen.
(Bron: Gem. Archief Leiden, mr. T.N. Schelhaas en P.J.M. de Baar.)
Opmerkelijk is dat hun kinderen in verschillende kerken zijn gedoopt: Hooglandsekerk, Loodskerk en Pieterskerk. Echte regels waren daar niet voor. Meestal gebeurde het dopen in de dichtsbijzijnde kerk, maar dat was om onduidelijke redenen niet steeds het geval.
Gedurende de zeventiende en achttiende eeuw werden de meeste protestantse huwelijken gesloten in de Pieterskerk (ingewijd op 11 september 1121). De Leidenaars stonden in dikke rijen voor de kerkdeur. De beter gesitueerden trouwden in de Hooglandse kerk (of Sint Pancras, ingewijd op 7 september 1313). Het zgn. "klompenvolk" huwden tot begin achttiende eeuw in de Hoogduitse kerk, thans Bethlehemkerk geheten. Dat gebouw sloot in 1732 haar poorten omdat de 'gemeente' te klein was geworden.
In de Marekerk werd overigens niet getrouwd, maar wel gedoopt.
Later kwam de Loodskerk in de plaats van de Hoogduitsekerk.
Dat gebouw stond op de hoek van de Oranjegracht/Oosterkerkstraat. De kerk was een houten noodgebouw en leek kennelijk op een loods, hetgeen de naam verklaart.
De bedoeling was vlakbij deze noodkerk een grote nieuwe kerk, "de Waardkerk" te bouwen.
In de zeventiende eeuw (dat is dus van 1600 tot 1699) werd aan die grote opdracht begonnen, maar het werd nooit afgemaakt. Waarschijnlijk vanwege geldgebrek of misschien omdat de bouw bij nader inzien niet nodig was. De bouw kwam in ieder geval niet verder dan tot de onderkant van de ramen.
In de negentiende eeuw zijn de fundamenten uitgegraven.
In het begin van die eeuw (de Franse tijd) werd de Loodskerk gebruikt als paardestal.
Later werd het toch weer als kerk gebruikt en kreeg het gebouw in 1829 zelfs stenen wanden. Vanaf die tijd was het de Oosterkerk.
Aan het einde van die negentiende eeuw werd een nieuwe Oosterkerk gebouwd aan de Herengracht. De oude Loodskerk maakte plaats voor de Katoenmaatschappij die vlak voor de Tweede Wereldoorlog failliet ging en werd gesloopt. Die plaats heette jarenlang "de doorbraak".
De "nieuwe Oosterkerk" werd in de zeventiger jaren gesloopt om plaats te maken voor woningen.
(Bron: Gem. Archief Leiden, mr. T.N. Schelhaas en P.J.M. de Baar.)
|
Generatie: 5
| |